Welk soort ouder ben jij?

14 december 2014

Wat doe jij als je kind huilend en met een lelijke schaafwonde op de knie in je armen valt? Het antwoord zegt of je eerder een pas op- of een flink zijn-ouder bent. Vandaag neigen we met z’n allen meer naar het eerste, al is dat niet onze schuld (yeah right). Artikel van Barbara Seyneave voor Psychologies Magazine. Ze vraagt de mening van kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen en Rika Ponnet.

 

Haar gezichtje rood aangelopen en de ogen stijf toegeknepen laat ze een oerschreeuw weerklinken door de straat. Omdat ze stokstijf blijft staan duurt het een fractie van een seconde voor je de winkelhaak in haar kousenbroek detecteert. Kleine rode puntjes verschijnen rond de venijnige grijze steentjes in de schaafwonde op haar knie. Hoe reageer je? Ga je meteen naar je dochtertje toe om haar te troosten?
Benadruk je hoeveel pijn dat vast gedaan heeft? Of plak je zonder veel omhaal een pleister op de wonde, en vraag je haar om te stoppen met huilen want ‘dat doen grote meisjes toch niet'? De hoeveelheid aandacht die je geeft aan het troosten van je kind en aan het verzorgen van de wonde zelf zegt veel over het soort ouder dat je bent, vindt Rika Ponnet van Duet Relatiebemiddeling. Ze koppelde in haar boek 'Blijf bij mij' hechting aan partnerkeuze, en doet nu hetzelfde met opvoeding. ‘Hechting gaat over de vraag: kan ik bij iemand terecht als ik nood heb aan zorg?', aldus Ponnet. ‘Vertaald naar het voorbeeld wordt dat: kan ik bij mijn mama of papa terecht als ik pijn heb en nood heb aan troost?'

Pas op vs. Flink zijn
‘Je kind heeft op dat moment nood aan verzorging, zowel emotioneel als fysiek', gaat Ponnet verder. ‘De mate waarin je aandacht besteedt aan beide niveaus zal voor een groot deel beïnvloed zijn door je eigen hechtingspatroon.' Ponnet heeft het over de pas op-ouder en de flink zijn-ouder, en elk staat voor een bepaalde manier van hechting. Pas op-ouders, ouders die zelf eerder angstig gehecht zijn, zullen hun kind - net als hun partner trouwens - graag dicht bij zich willen houden. Ze zien overal gevaar (‘pas op voor ...'), piekeren over het welbevinden van hun kinderen (‘zou hij zijn kap opzetten als het regent?') en gaan heel ver in het inleven van hun gevoelens (‘wat voelt hij nu écht?'). Zij zijn het soort ouders dat bij een schaafwonde veel aandacht zal besteden aan het troosten van hun kind. Die ouders zijn bijna even overstuur als hun kind. ‘Ze maximaliseren hun emoties, gaan er volledig in op, waardoor het langer duurt voor zowel zij als het kind hersteld zijn van de situatie', legt Ponnet uit. ‘Een flink-zijn ouder zal juist omgekeerd reageren: hij of zij zal het troosten tot een minimum beperken en meteen overgaan naar het behandelen van de wonde. Op die manier is het kind wel verzorgd maar is er geen ruimte gemaakt voor emotie en troost. Dat sluit meer aan bij een vermijdende hechtingsstijl. Het is het soort ouders dat kinderen graag zo snel mogelijk richting autonomie wil sturen, en vooral hamert op onafhankelijkheid omdat dat ook is waar zij zich het meest comfortabel bij voelen.' Zowel de pas op-ouder als de flink zijn-ouder zijn uitvergrotingen, benadrukt ze. In realiteit neigen mensen een beetje naar de ene of naar de andere component. ‘Toch staan er vandaag relatief gezien meer pas op-ouders aan de schoolpoort, die hun kinderen heel dicht op de huid zitten om toch maar te voorkomen dat ze hen zouden verwaarlozen. Die helikopterouders zijn zelf vaak kinderen opgegroeid in de flink zijnmentaliteit: zwijgen en braaf zijn. Als reactie op hun opvoeding doen ze juist het omgekeerde, maar dan iets te extreem.'

Product van eigen opvoeding
Ouders horen het niet graag, zegt Rika Ponnet zelf. ‘Tijdens lezingen zie ik de paniek al in hun ogen: "oh nee, alweer iets wat ik verkeerd doe!". Maar zo bedoel ik het helemaal niet. Ik wil ouders niet met de vinger wijzen, want ik denk niet dat je er zoveel aan kan doen. Het is niet omdat je je bewust bent van een bepaalde stijl dat je er volledig aan kan ontsnappen. Je bent nu eenmaal het product van je opvoeding, en dat heeft een effect op je eigen gedrag naar je kinderen toe.' Bovendien kiezen ouders ook niet helemaal zelf voor een bepaalde stijl. De manier waarop de samenleving de ideale opvoeding invult heeft een grote invloed op hoe individuen dat doen. En de samenleving van vandaag, zegt kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen naar aanleiding van zijn nieuwe boek 'Het kind van onze dromen', transformeert ouders tot onzekere wezens op zoek naar hulp voor al hun vragen. ‘Opvoeden is een wetenschap geworden', zegt hij. ‘Een wereld van cijfertjes, onderzoek en specialisten. Op elke vraag een pasklaar antwoord, voor elk opvoedingsprobleem een geijkte oplossing.' Vandaar ook de ontelbare boeken, blogs, lezingen en online fora vol tips and tricks. ‘Impliciet krijgen ouders de boodschap mee dat ze maar beter niet zomaar vertrouwen op hun intuïtie', zegt Vanobbergen. ‘En als ze daar niet op kunnen rekenen dan moeten ze dus op zoek naar informatie - het liefst van professionals en experts.'

Geen gemiddeld kind
Het begint al bij de zwangerschap, zegt Vanobbergen. Als je al de ontelbare hoeveelheid goedbedoelde raad kan omzeilen dan kan je moeilijk rond de infosessie van het ziekenhuis. ‘Je wordt als jonge ouder bijna verplicht om die te volgen, want je krijgt er op korte tijd alle informatie voorgeschoteld over de zwangerschap, bevalling en borstvoedingsperiode', aldus de kinderrechtencommissaris. ‘Aan de ene kant is dat natuurlijk heel erg handig, maar aan de andere kant begin je je misschien ook vragen te stellen. Al die dingen waar je geen rekening mee gehouden had!' Wat hadden ze nu ook weer gezegd over spoedkeizersnedes? En hoeveel procent van de baby's heeft reflux? Wat als onze baby dat heeft? En dan gaat de bal aan het rollen. Vanaf dan roepen antwoorden nieuwe vragen op, en beland je al snel in een patroon van onzekerheid en afhankelijkheid. Dat leidt tot verlamming, stelt Vanobbergen. ‘Jouw verantwoordelijkheid als ouder is om je kind te allen tijde te observeren en alert te reageren als het afwijkt van het gemiddelde. Merk je iets op dan doe je zelf niks maar stap je naar een specialist die het probleem dan moet oplossen.' Maar daarmee gaan we voorbij aan het feit dat de meeste kinderen afwijken van het gemiddelde, gaat de kinderrechtencommissaris verder. ‘Dat is inherent aan het gemiddelde. Dat is een lijn tussen alle verschillen in. Er zijn dus kinderen die erboven, en er zijn er die eronder zitten.' Eigenlijk weten ouders dat ook wel, meent Vanobbergen. ‘Iedereen weet dat zijn eigen kind uniek is, met elk zijn hoekjes en kantjes.' We willen het gewoon zo graag goed doen. ‘Er leeft een soort idee dat als je alles maar perfect doet, je eigen leven en dat je van je kind over rozen zal lopen', zegt Rika Ponnet. ‘Maar dat is natuurlijk niet zo. Het leven is niet controleerbaar.' Vandaar ook dat onzekerheid inherent is aan opvoeden, vult Vanobbergen aan. ‘Het is geen wetenschap. Het is een kwestie van proberen, je vergissen en opnieuw proberen.' Je kan de perfecte imperfecte ouder van je kind zijn, zal je ook in de volgende artikels lezen, als je maar een beetje opnieuw leert vertrouwen in je eigen kunnen en de tijd neemt om te weten te komen hoe je zoon of dochter precies in elkaar zit.

Hoe doe ik het?
30 % is goed genoeg
Ben je een pas-op-ouder omdat je hem één keer wegtrekt van een lieftallig schoothondje, bang dat hij gebeten zou worden? Ben je een flinkzijn-ouder omdat je haar vorige week weinig aandacht gaf tijdens een extra spannende aflevering van Thuis? ‘Natuurlijk niet', zegt Rika Ponnet. ‘Want hechting is een proces van regelmaat.' Maar hoe vaak mag je de noden van je kind negeren zonder het risico te lopen dat het onveilig gehecht wordt, en dus voor de rest van zijn leven opgezadeld zit met een berg issues over overbeschermende of afwezige ouders? ‘Volgens onderzoek van Sue Johnson, die heel wat onderzoek naar hechting leidt, is het voldoende als je in 30 % van de gevallen adequaat reageert op de vraag van je kind', aldus Ponnet. ‘Dat betekent dat je als ouder best veel de mist in mag gaan en dat je kind toch nog altijd veilig gehecht kan zijn. Dat vond ik zelf een enorme troost'