Bestaat er zoiets als zuiver altruïsme, het belangeloos centraal zetten van de ander? Of ‘geeft’ de mens in elke relatie vanuit een vorm van eigenbelang? Afhankelijk van het mensbeeld dat we aanhangen, zijn we geneigd te gaan voor het eerste of het tweede. Al hoeft dat niet. Want ‘geven’ in de liefde dient altijd iets wezenlijkers dan de andere of jezelf. Column voor Psychologies Magazine
Als hij ziek is, moeten ze hem met rust laten. De niet eens lekkere soep die de vriendin dan brengt. De zalvende toon en medelijdende blik. Hij gruwt ervan. Hij is er trouwens van overtuigd dat mensen je nooit zomaar helpen. Zij hebben het nodig om jou te mogen helpen, omwille van het goed gevoel. Hij gelooft niet in altruïsme en wie zich daarop laat voorstaan, is een huichelaar. Meer nog dan zijn analyse, treft me zijn leeftijd, amper 27. Ik besluit door te gaan op het thema omdat ik onder de gitzwarte steenkoollaag die afwerende bescherming vaak is, een diepere goudader zie blinken. Hij heeft het over zijn vader die geeft om te domineren, zijn moeder om dicht te dekken, te troosten zonder de emoties. Of het dan niets met liefde te maken heeft, vraag ik. Hij haalt zijn schouders op. In het vak neurologie zag hij dat geven een evolutionair mechanisme is dat de cohesie in groepen groter maakt en de mens als soort dus sterk. Die week landt op mijn bureau het essay van Marja Pruis, ‘Omdat je het waard bent. Nieuw licht op eigenliefde.’ De bijtende Maximes van de la Rochefoucauld, een 17de eeuwse schrijver, vormen het uitgangspunt. In het bijzonder het nr 39. ‘Eigenbelang spreekt allerlei talen, en speelt allerlei rollen, zelfs die van de onbaatzuchtigheid’. Ik worstel met de genadeloze analyse. Geven is nooit belangeloos, denk ook ik, omdat ik niet geloof in het onderscheid tussen heilige en falende stervelingen. In de daaropvolgende sessie met de 27-jarige misantroop, gaan we er op door. Hij heeft nagedacht en in zichzelf gekeken, spreekt over een drukkend gevoel, de openstaande schuld als hij iets krijg. Het is een druk die hij in een relatie niet wil. Dat hij inderdaad niet weet of zij ‘voor wat hoort wat’ denkt, maar het wel zijn denk- en voelwijze is. Ik zie opnieuw de goudader.
Die avond complimenteert een vriendin me met mijn nieuwe jurk, ik doe hetzelfde met haar laarsjes. En ineens zie ik haarscherp wat ik al wist. Dat La Rochefoucauld gelijk heeft en ook ongelijk. Ik zie de krachtige relationele sleutel die geven is. Zij die mij complimenteert over iets wat niet zo fantastisch is, maar toch voldoende om het compliment te rechtvaardigen. De bonus is mijn zichtbare genoegen, maar ook meer. Ik die mezelf en mijn blik helemaal open zet voor haar, haar laarsjes die ik niet zo bijzonder vind, maar genoeg om een compliment te rechtvaardigen. Zij straalt op haar beurt. En zo fout te denken dat het alleen gaat over dat kortstondige gevoel, niet te zien wat blijvender is: de verbondenheid, het goed gevoel bij die verbondenheid. Alles wat mensen geven in relaties zijn voedingseiwitten die het weefsel van de verbinding versterken. De motor van het geven is niet het ik- maar het wij-verhaal, dat uiteindelijk het ik-verhaal ten goede komt. Of hoe zelfliefde en liefde voor de ander onlosmakelijk in elkaar overvloeien.
Als ik dit deel met de 27-jarige, volgt hij, maar blijft hij ook de misantroop die hij is. Neen, de gever is niet enkel egoïstisch, hij of zij geeft al eens voor de relatie. Uit angst voor relatieverlies. De analyserende ontvanger wijst evenmin enkel af vanuit scherpzinnigheid, maar heeft schrik als hij zou geven, het, hij nooit voldoende zal zijn. De angst voor zelfverlies. Ik lees verder in Marja Pruis. Ze citeert Jean-Jacques Rousseau, zijn l’amour propre, de eigenliefde, en l’amour de soie, de zelfliefde. In die eerste zelfverheerlijkende liefde is geven inderdaad de narcistische strategie die la Rochefoucauld en de hedendaagse misantroop er in zien. In het tweede geval gaat het over onze kwetsbare zoektocht als mens naar geborgenheid in het leven, waardoor ‘wij’ altijd opnieuw de drijfveer is om te geven. En hoe we, menselijk én complex als we zijn, die twee liefdes in wisselende verhouding in ons verenigen. Als dat geen goudader is.