Waarom je (altijd maar opnieuw) op de 'verkeerde' valt

20 augustus 2015

Waarom val ik toch altijd op de verkeerde? Een verzuchting die in het kader van liefdesperikelen maar al te vaak gehoord wordt. Hanne Vlogaert van De Morgen interviewt Rika Ponnet.

 

Op wat voor type partner je valt, hangt grotendeels af van de hechtingsstijl die je hebt opgebouwd.
Waarom val ik toch altijd op de verkeerde? Een verzuchting die in het kader van liefdesperikelen maar al te vaak gehoord wordt. Er zit dan ook een vrij grote kern van waarheid in: het type persoon waarop je natuurlijkerwijs valt - en de manier waarop je je in een relatie gedraagt - wordt voor een groot stuk bepaald door je hechtingsstijl.

1. Een hechtingsstijl, wat is het?
In een notendop kan iemands hechtingsstijl omschreven worden als de strategie die je aanwendt om aan je diepste verlangen naar intens menselijk contact te voldoen. Die nood voelen we volgens Sue Johnson, klinisch psychologe en professor aan de University of Ottawa, allemaal. "Omdat we als kind letterlijk niet zonder de aanwezigheid van onze eerste zorgverleners kunnen, zit het verlangen naar contact met anderen in onze hersenen voorgeprogrammeerd", zegt ze.
Opdat we de totale emotionele geborgenheid, de diepe verbondenheid en ultieme veiligheid zoals we die als kind voor het eerst ervoeren in de relatie met onze moeder, ook in ons volwassen leven niet zouden moeten missen, ontwikkelde elk van ons een onbewust patroon dat die verbinding tot stand moet brengen.

2. Hoe bouwen we onze hechtingsstijl op?
Vooral de allereerste relatie met onze ouders, is van invloed op de hechtingsstijl die we in ons volwassen leven uitbouwen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het vooral die eerste 'relatie van afhankelijkheid' met onze ouders (of zorgverleners) is, die verantwoordelijk is voor de hechtingsstijl die we uitbouwen. "De hechtingsstijl van een persoon wordt grotendeels gevormd tijdens de eerste drie jaren van zijn leven", zegt seksuologe Rika Ponnet.
Toch blijkt niet alleen de relatie met onze ouders bepalend. Ook een heleboel andere factoren - uit ons vroegere en latere leven - spelen een rol. Zo is er steeds meer bewijs dat er ook sprake is van een 'genetische aanleg' voor een bepaalde stijl, en zijn ook de relaties die je doorheen de jaren met vrienden en familieleden aangaat van groot belang. Tot slot hebben ook de ervaringen die je opdoet in eerdere partnerrelaties een impact op de manier waarop je je opstelt naar een nieuwe potentiële partner toe.

3. Welke hechtingsstijlen bestaan er?
"Grosso modo kan er een onderscheid gemaakt worden tussen vier hechtingsstijlen", zegt Ponnet. "Al gaat het niet zozeer om een strike typologie dan wel om een plastisch denkkader."

Ten eerste zijn er de mensen die veilig gehecht zijn: zij die op een erg vanzelfsprekende manier met liefde omgaan, enerzijds omdat ze dat van hun liefhebbende ouders zo geleerd hebben, anderzijds omdat ze weten wat ze waard zijn en er ook van overtuigd zijn dat ze het verdienen om liefgehad te worden. Mensen die veilig gehecht zijn hebben geen moeite met intimiteit en hebben ook geen angst om door de potentiële partner in de steek gelaten te worden.
De anderen houden er echter een iets meer problematische stijl op na. De groep van mensen die zich onveilig gehecht heeft - bijvoorbeeld doordat ze in hun jonge jaren te maken kregen met onvoorspelbare, afstandelijke of net overbeschermende ouders - valt uiteen in drie categorieën.

Ten tweede zijn er personen met een angstige hechtingsstijl (20 procent van de bevolking). Doordat ze als kind vaak een enorm sterke nabijheid van hun eerste zorgfiguren ervaren hebben, zijn ze in hun latere leven als de dood om door hun geliefden achtergelaten te worden. Om zich van die verlating te behoeden, ontwikkelden ze een overgevoeligheid voor alle signalen die daarop zouden kunnen wijzen. Daarnaast kampen angstige mensen vaak met een laag zelfbeeld, waardoor ze voortdurend twijfelen aan hun eigenwaarde en aan hun capaciteit om liefgehad te worden. Ze hebben dan ook veel nood aan affectie, aandacht en bevestiging.

Aan de andere kant van het spectrum verhouden zich mensen met een vermijdende stijl (20 procent) - in de volksmond ook wel bindingsangst genoemd. Deze mensen zijn enorm op hun vrijheid gesteld en ervaren intimiteit eerder als iets verstikkends. Omdat ze als kind vaak te maken kregen met afstandelijke of emotioneel weinig beschikbare ouders, hebben ze vaak moeite met het toelaten van emoties of het aannemen van menselijk contact. Om gevoelens te omzeilen, vluchten ze in een dadendrang: een druk patroon van activiteiten en bezigheden die verhinderen dat ze hun emoties ook echt beleven.

Tot slot is er nog een kleine groep (3 tot 5 procent) die er een angstig-vermijdende stijl op nahoudt. Angstige-vermijders stellen zich net als mensen met bindingsangst terughoudend op in relaties, niet omdat ze geen behoefte hebben aan intimiteit, maar omdat ze niet geloven dat ze die liefde wel waardig zijn. Het beeld dat ze van de ander hebben is vaak onrealistisch hoog en heel zwart-wit gekleurd: waar ze zich in het begin in een ideaalbeeld kunnen verliezen, kan een kleine ontgoocheling ervoor zorgen dat de ander plots diep gewantrouwd wordt.
Mensen met dit soort hechtingsstijl raken dan ook vaak verstrikt in een passionele relatie van aantrekken en afstoten, met de nodige drama als gevolg.

4. Hoe beïnvloedt onze hechtingsstijl onze partnerkeuze?
De manier waarop je hechtingsstijl je geleerd heeft in het leven te staan, bepaalt voor een groot deel op wat voor type partner je valt (door welke kenmerken je aangetrokken dan wel afgestoten wordt). Over het algemeen trekken mensen met een veilige hechtingsstijl elkaar aan. Omdat ze beiden vertrekken van een groot vertrouwen in zichzelf, in de ander en in hun liefde, investeren ze gemakkelijk in hun relatie en zijn ze in staat op een goede manier te communiceren en met conflict om te gaan, waardoor de verbondenheid alleen maar groter wordt.

Binnen de groep van onveilig gehechte personen blijken 'angstigen' en 'vermijders' als een soort magneet op elkaar in te werken. "Dit kan op het eerste zicht misschien tegenstrijdig lijken", zegt Rika Ponnet, maar dat is het niet. "Angstigen en vermijders vallen op elkaar, omdat ze in eerste instantie het antwoord lijken te zijn op elkaars grootste nood. Angstige mensen zoeken iemand die voor hen kan zorgen. Het stoere, onafhankelijke karakter van een persoon met bindingsangst lijkt daar op het eerste zicht bijzonder geschikt voor." De dadendrang en de hang naar carrière en succes van een vermijder trekt de angstige aan omdat dat net het domein is waarop ze zelf onvoldoende ontplooid zijn.
Door de adoratie van de angstige, voelt de vermijder zich op zijn beurt bevestigd in zijn 'sterk zijn'. Bovendien houdt hij van het initiatief dat de angstige zal nemen om de relatie in te zetten.

5. Hoe beïnvloedt het de houdbaarheid van onze relaties?
Rika Ponnet: "Terwijl een relatie tussen veilig gehechten vaak een lange houdbaarheidsdatum beschoren is, omdat ze beide op een constructieve manier met intimiteit, liefde en verbondenheid kunnen omgaan, is dat bij hun groep van tegenpolen meestal niet het geval. Na een tijdje zullen de kenmerken die vermijders en angstigen initieel voor elkaar doen vallen, net kenmerken blijken die de relatie onhoudbaar maken.
De angstige ontdekt dat de vermijder geen echte intimiteit kan geven, waardoor hij nog harder zal proberen die wel te verkrijgen. De vermijder zal het claimende gedrag van de angstige als extra verstikkend ervaren en meer tijd willen voor zichzelf. Op die manier ontstaat een vicieuze cirkel van aantrekken en afstoten die vaak escaleert in woede, frustraties en ruzies."

6. Kunnen we onze hechtingsstijl veranderen, en hoe?
Maar wat dan als we door omstandigheden 'gezegend' werden met een destructieve hechtingsstijl? Kunnen kinderen die zich in hun jeugd onveilig gehecht zagen, zich in hun volwassen leven nog een weg naar een veiligheid banen?
Daar klinkt het antwoord van Ponnet enigszins hoopvol. "Een hechtingsstijl is een zeer diep ingesleten patroon dat niet zomaar te veranderen is", zegt ze. "Maar door een goede bewustwording van het principe en een inzicht in je eigen patroon, is er zeker kans op evolutie." "Een eerste stap is een groter inzicht in de bagage die je van thuis meegekreeg. Een tweede stap is dan om te bekijken hoe die bagage je gedrag binnen een partnerrelatie beïnvloedt."
Koppels met relatieperikelen blijken er dan ook vooral bij gebaat elkaars gedrag en hun eigen reactie daarop beter te begrijpen, om op die manier uit het verstrikte patroon te geraken. "Wanneer dat inzicht en begrip ontstaat, is het goed mogelijk dat mensen dankzij een gezonde relatie, ook zelf naar een veiliger patroon evolueren."

De hechtingstheorie als kader binnen de ontwikkelingspsychologie
Het was de Britse psychiater John Bowlby (1907-1990) die in de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw voor het eerst met de hechtingstheorie op de proppen kwam. Op basis van enkele studies bij jeugddelinquenten en jongeren met moeilijk gedrag besloot hij dat de moeder-kindrelatie - en met name de sensitiviteit van de moeder voor de emotionele zorg van het kind - de basis legt voor het latere emotionele functioneren van dat kind als volwassen persoon.
Kinderen bij wie in de eerste levensjaren een hechte emotionele band met de moeder ontbreekt, zouden daar ernstige nadelige gevolgen van ondervinden voor hun geestelijke gezondheid. Het niet veilig gehecht zijn kan tot verschillende problemen leiden, zoals een laag zelfbeeld, weinig eigenwaarde en zelfvertrouwen en moeilijkheden in het aangaan van relaties met anderen.
In de loop der jaren vond de theorie van Bowbly steeds meer bijval. Vandaag is het dan ook een van de belangrijkste theoretische modellen binnen het denkkader van de ontwikkelingspsychologie.