Ze voelt niets meer. Huilen lukt niet meer. Boos zijn wil ze niet. Ze wijt dat afgesneden gevoel aan de mannen in haar leven: haar grootvader, vader, echtgenoot. Hoe kan ze opnieuw emoties voelen? Relatie-expert Rika Ponnet deelt verhalen uit haar praktijk. “Wat ons ergert, leert ons zo veel over onszelf.”
Column voor Het Nieuwsblad
Ze ziet deze eerste afspraak niet als een keuze, maar omdat het zo niet verder kan. Omdat ze zo niet verder wil. Afwezigheid van gevoel. Afgesneden zijn van alles. Toeschouwer in haar eigen leven dat ze al te lang ziet als het uitzitten van een rit. Ze weet niet meer wanneer ze de laatste keer huilde. Dat besefte ze recent tijdens een avondje cinema met vriendinnen. The worst person in the world, een Scandinavische zedenschets. Ze hadden samen gelachen bij een aantal hilarische scènes, maar zij had niet geweend zoals de rest, bij de pijnlijke momenten. Zij had niets gevoeld, wat ze vreselijk vervreemdend vond. Ze wil opnieuw kunnen huilen, bij dat soort van voelen komen.
Ze wijt haar gevoelstoestand aan de mannen in haar leven. Haar grootvader, vader, echtgenoot. Ze ziet het patroon. Afwezig, niet beschikbaar, leugenachtig, overspelig. Maar ook charmant, verwarrend, schijnbaar in staat los van alles en iedereen het leven te leven. En hoe ze in de levens van die mannen altijd geprobeerd heeft haar plaats te verwerven. Door flink te zijn. Door lief te zijn. Door mooi te zijn. Maar vooral ook door te ‘begrijpen’ wat zij deden, het te aanvaarden als iets wat bij het leven hoort, als de dingen die mannen nu eenmaal doen. En zich daaraan aan te passen.
Ze herkende in de film delen van zichzelf. Het altijd weer zoeken naar liefde ten koste van jezelf. Het naar beneden halen van de liefde die er schijnbaar te makkelijk komt. Ze laat het ook niet toe van zichzelf, voor zichzelf: waardering, mildheid, warmte. Altijd opnieuw is er de strenge, wat boze stem van het moeten.
We hebben het over kwaadheid als emotie. Ze ziet het vaak bij haar zus, keek er lang op neer. Zo conflictueus, een dramaqueen. Hoe zij in staat is die emoties tot uiting te brengen. Ergerlijk te veel vanuit slachtofferschap, maar toch. We blijven hangen bij het woord ergerlijk omdat wat ergert ons zoveel leert over onszelf. Iets wat niet mag zijn, nooit werd toegelaten, maar hoe langer hoe minder beheersbaar is. Iets wat duwt. Ik suggereer kwaadheid en zie haar instinctief terug deinzen. Ze wil zichzelf niet als boos zien. Dat eeuwig bozige en verongelijkte, bij de mama, de oma, de zus. Dat boosheid een reactieve emotie is, leg ik uit, en onder kwaadheid vaak angst zit om niet voldoende gezien te worden. Maar nog vaker verdriet dat niet getoond mag worden wegens ‘zwak’, kwetsbaar, klein.
Ze herkent het gevoel, maar niet als iets wat ze uit. Ik gooi de steen naar niemand, zegt ze, waarop ik aanvul: “Misschien wel naar jezelf.” Al die keren dat ze genadeloos streng is voor zichzelf, voor wat ze niet is of realiseert, voor hoe ze er niet uitziet. Als ik heel spontaan zeg hoe ik onder haar assertieve lichaamstaal en mantelpakje een klein meisje in een roze jurk met bloemetjes zie, komen de tranen, maar ook de boosheid. Ze neemt een papieren zakdoek uit het doosje op mijn tafel, dept verwoed haar ogen. Ze weet het niet, waaraan ze nu voorrang moet geven. Aan die woede of aan die tranen. Wat nu het beste is.
Als ik aangeef dat elke emotie gerechtvaardigd is, ze niet moet kiezen, komt er opnieuw wat rust. We praten verder over woede en verdriet. Hoe de eerste er is, omdat de kracht om verdriet toe te laten ontbreekt. Omdat datgene waarover we verdrietig zijn gewoon te groot, te zwaar, te veel ineens is. En het ene gevoel daardoor haasje-over speelt met het andere. De kwaadheid sowieso kleiner wordt, als het verdriet ruimte krijgt. Tot ook dat uiteindelijk gaat liggen. Maar het zeker ook zo is, dat eens we daar zitten – het huilen, met of zonder tranen – er geen weg terug is. Ze dan ook zal wenen bij een volgende The worst person in the world.