Hij heeft last van driftbuien. En de schuld voor zijn woede legt hij steeds bij de ander. Zo wordt hij er kwaad van dat zijn vrouw nooit hand in hand met hem wil lopen. Rika Ponnet helpt hem te achterhalen wat achter zijn drift schuilt en tipt een aanpak die misschien wel ruimte creëert voor hem én zijn vrouw om hand in hand te gaan.
Column voor Het Nieuwsblad
We zijn een aantal sessies ver als hij het opwerpt. De handen. Maar eerst: zijn woedebuien. Of beter, wat die buien triggert. Afwijzing. En de emotie die dan zijn lichaam bezet. Hij heeft er door de vorige sessies ook het woord voor gevonden. Schaamte. Hij zag het voorheen niet. Omdat het zich al die jaren anders toonde. Geen opkomende blos, koud zweet of een diep gat waarin je wil verdwijnen. Maar een kwaadheid die niet tegen te houden valt. En waarvan hij de oorzaak tot op vandaag bij de andere legt. Die dingen doet en zegt, of net niet doet en niet zegt. De stoet aan voorbeelden is eindeloos. De buur die hem negeert. De collega die met een ander luncht. De vrienden die zonder hem afspreken. De puberende dochter die zwijgt. Dezelfde dochter die als kleuter de troostende schoot van mama opzocht.
Bij elk van die verhalen hebben we het geprobeerd. Kijken naar wat er bij hem geraakt wordt. En telkens kwamen we niet verder dan: “Ik ben nu eenmaal zo, hsp. Ze weten dat ondertussen toch. Ik ga mezelf niet veranderen.” “Dat ze er mogen zijn, die emoties”, zeg ik. Ze komen en gaan en zijn de belangrijkste richtingaanwijzers voor zelfkennis. Maar ze zijn wel van ons en bijgevolg ook onze eigen verantwoordelijkheid. Dat vindt hij een moeilijke, zo gewoon als hij is om de bron van zijn boosheid bij de andere te leggen. Maar die ‘andere’ – zijn kinderen en vrouw – tolereren het niet meer. En dus moet het, een andere aanpak.
We proberen het nog eens. Een incident. En afdalen naar de bron. Voelen voorbij de gevoelde woede en schaamte. Dus werpt hij het op. Hoe hij het in de 18 jaar dat ze samen zijn al zo vaak probeerde: ‘hand in hand’. Hoe ze dat altijd afwijst. “Te flauw”. “Niet wie ze is”. En dat ze het nooit deden, dus waarom nu wel? Vandaag zijn er geen discussies meer, maar als hij zijn hand naar de hare brengt, trekt ze die snel weg. Of laat ze die een zak inglijden, stapt ze sneller …
Hij vertelt over vroeger, toen de kinderen jonger waren. Hij samen met de dochters. Drie op een rij, hand in hand. Wat dat met hem deed. Een gevoel van diep geluk. Erbij horen, graag gezien worden. We gaan verder. Vanuit mijn ervaring dat emotioneel verkennen van wat je inspireerde en deed groeien, je vaak meer leert over je diepere behoeftes dan het eindeloos doorgaan over alles wat niet goed was.
Het gaat opnieuw over ‘hand in hand’. De oma van weleer op zijn eerste schooldag. Hoe die stevige, verweerde hand rustig maakte. En hoe moeilijk hij het vond: loslaten en alleen verder moeten. Dat het wetenschappelijk aangetoond is, zeg ik. De impact van ‘hand in hand’. De oxytocine die het vrijzet richting verbinding. Dat een ander onderzoek uitwees wat mensen de meest romantische ervaring vinden: een wandeling in de natuur, hand in hand. Dat de koppels aan zee bij zonsondergang dus meer dan een cliché zijn, zegt hij wat lachend. Maar vooral: hoe kan hij ervoor zorgen dat zij dat koppel zijn?
Ik antwoord dat zij waarschijnlijk, net als hij, niet zo een fijne ervaringen heeft met kwetsbaarheid, nabijheid en afstand. En dat hij die nabijheid in verhoogde mate nastreeft, en daardoor zij de afstand. Dat ‘hand in hand’ voor hem dan gaat over hem en het dichtrijden van zijn angst voor afwijzing. En niet ‘hand in hand’ voor haar, over haar en haar angst voor het reguleren van nabijheid. Dat overmatig bezig zijn met die angsten ons belemmert om af te stemmen en tot verbinding te komen. Dat dat een veilige ruimte vereist tussen hen, waar handen elkaar kunnen vinden. Stevig verstrengeld, losjes, pink in pink. “Eerst mijn woede dus”, concludeert hij wijs. “Al zou zo een wandeling wel helpen”, voegt hij eraan toe.