Zijn kindertijd heeft een diepe angst in hem nagelaten. Hij werd niet graag gezien. Hij was alleen. En dat is hij nog steeds, of toch opnieuw. Ook al had hij alles gegeven aan de vrouw die heel even de ware leek. Wat als je te veel geeft dan goed voor je is, en aan de verkeerde mensen? Relatie-expert Rika Ponnet deelt verhalen uit haar praktijk.
Column voor Het Nieuwsblad
Hij heeft de afgelopen nachten amper geslapen. En dat zie ik. Grauw, vaal, door het eindeloos gemaal en gepieker. Als hij slaapt, is het kort, nachtmerrieachtig dromend. Hij wordt dan altijd wakker, happend naar adem. Zijn terras biedt soelaas. De nachtelijke zuurstof en stilte. Hij maakte het ondertussen al een aantal keren mee. Relaties die strandden. En altijd opnieuw het gevoel verscheurd te worden, een stuk van zichzelf te verliezen. En de bijhorende gedachte. Zie je wel. Uiteindelijk blijft niemand. Uiteindelijk ben je alleen. Altijd weer.
Beelden uit zijn jeugd. De lange periodes op internaat. De slaapzalen, het verstikkend gevoel van eenzaamheid. De geuren. Van vuil ondergoed, plat gekookte aardappelen. Maar vooral van zweet, in al zijn variaties. Angstig, plakkerig, oud, prikkend.
Tijdens die nachten baadt hij er telkens weer in. Waardoor hij meerdere keren doucht en de dure zijden lakens die hij zich nu kan permitteren, telkens weer ververst. Hij weet dat het zal beteren en kent de methode. Niet versagen, verder doen, werken, wegblijven van voelen. Ik vraag hem naar de vrouw die dit alles nu in gang heeft gezet. Hij vertelt. Hoe veelbelovend het begonnen was. Het gevoel van bewondering en verwondering als je iets moois deelt, in zijn geval literatuur, en zij dat met enthousiasme bevestigt. Ja, dat vind ik ook! De erkenning en herkenning van wat je beroert en dus ook verbindt. Zoals altijd was zijn voluntarisme groot. De wil, de drive om er iets van te maken. Omdat hij nu eenmaal zo in het leven staat.
Vijf weken had het sprookje geduurd. Het lijkt een droom die eindigde met een bericht op haar smartphone. Toevallig opgemerkt. Iets heel seksueels, een verwijzing naar gisteren. Als hij haar confronteert, haalt ze onverschillig haar schouders op. Dat ze toch volwassen zijn. Ze hem geen rozentuin heeft beloofd. Zijn verbijstering. En zoals altijd in dat soort van situaties: de vriesstand. Leeglopen, van steen worden, niets voelen. Ze was ook ineens vertrokken, naar die andere, die ook niet exclusief was. Hoe kon het toch, op hun leeftijd, dat hij dat soort van verwachting koesterde. Of er voorheen al signalen waren geweest, vraag ik, van haar casual visie op relaties. Waarop hij het heeft over alarmlampjes, verhalen uit haar verleden, maar hij die gewoon negeert. Omdat hij gelooft dat het kan, als hij maar genoeg zijn best doet. En dat had hij in die vijf weken echt wel gedaan. Haar geholpen bij renovatiewerken in huis. Bij het vinden van een goede raadsman. Een wiskundeleraar voor bijles aan de dochter. Geschenkjes, etentjes, aandacht en tonnen liefde.
Ik duw wat door, voorbij de uitleg ‘zo ben ik’, richting de diepere betekenis van dat zijn. Geven uit angst voor relatieverlies. Geven uit angst voor afwijzing. Geven omdat je er niet van overtuigd bent dat zoals jij bent, goed genoeg is. En je dus telkens weer dingen op jouw bord legt die er niet thuis horen. Om de andere te overtuigen van je waarde. Van je liefdeswaardigheid. Hij vindt die vaststelling erg pijnlijk, maar volgt ze. Het is de diepe angst die hij herkent, uit zijn kindertijd. De ouders die hem niet wensten. De liefde die er nooit was. En zijn aanhoudend diep verlangen naar verbondenheid. Wanneer het verdriet over gaat, vraagt hij. Of er technieken zijn. Ik heb het over het cliché van de tijd. Maar ook over de echte betekenis van zijn rouw. Dat het nu lijkt alsof zij de enige en de ware was, de kans op geluk, en dat toch allerminst waar was. Zijn rouw gaat over ontgoocheling, spijt, dat wat een kans leek op verbondenheid, er geen was. En het dus niet de keerzijde is van graag zien, maar van een verlangen naar graag zien en graag gezien worden. Hij vindt dat een verhelderend inzicht en bij het buitengaan merk ik in zijn gezicht de aanzet van een blos.