“Iets maakt hem zo onaantrekkelijk dat ze hem niet willen”

10 april 2022

Hij doet zijn best, maar iets maakt dat ze hem niet willen. Dates worden afgehaspeld, hij wordt genegeerd. En dan barst hij in tranen uit. Relatie-experte Rika Ponnet deelt verhalen uit haar praktijk. “Twee mensen alleen achter een scherm op een andere plaats in Vlaanderen die naar elkaar zitten te huilen.”

Column voor Het Nieuwsblad 

Of het via Facetime kan, vraagt hij per mail. Hij zit thuis in quarantaine. We hadden nu toch een afspraak, hij heeft er echt op gerekend. Als ik hem bel, neemt hij direct op. Een sobere huiskamer, een venster met zicht op bomen en mijn eigen wat vermoeide gezicht in de rechterbovenhoek van het scherm. Hij valt met de deur in huis. Hoe zwaar het allemaal weegt. De dates, sneller afgehandeld dan tot stand gebracht. Genegeerd worden. Of erger: inwisselbaar, verwaarloosbaar onbelangrijk zijn. Hij begrijpt het niet. Doet zijn best. Maar iets in hem, iets in wat hij doet, maakt hem op de een of andere manier zo onaantrekkelijk dat ze niet willen, hem niet willen. Terwijl hij het zo graag wil. 

Het wordt stil. Ik hoor de regen op mijn terras en op zijn dakvenster. Hij kijkt weg, richting de kale bomen. Wat voor zin heeft het nog, als het toch altijd opnieuw, altijd weer alleen maar pijn en lijden zal zijn. Hij voelt ook dat het erger wordt, afspraakje na afspraakje. Een soort van filmfolie die laag na laag, kruipend bijna, alles afdekt. Hij kijkt me opnieuw aan, in zijn ogen een diep verdriet dat in tranen naar buiten komt, zijn stem die breekt. 

“Weet je. Ik ga elke dag slapen hopende dat het de laatste keer is. En als ik opsta, spreek ik toch altijd opnieuw mezelf toe. We maken er iets van. Ik zoek naar schoonheid, omring me door alles wat een dag voor mij draaglijk maakt. Liszt met Horowitz achter de piano. In kunstboeken over het impressionisme verdwalen. Met mijn Ierse setter de velden achter mijn huis doorkruisen. En elke dag opnieuw stuur ik berichten, naar vrienden, familie, kennissen. En hoop ik op meer dan het antwoord dat alles oké is en de lege vraag of ik oké ben.” Hij kijkt nog eens op, tranen glijden over zijn wangen. “Rika, ik doe echt mijn best.” 

Is het de druilerige grijze dag, de vele gelijkaardige verhalen van de afgelopen tijd, uitgekristalliseerd in dit gesprek? Feit is dat het beeld, zijn woorden, me zo diep raken, dat ook mijn tranen er ineens zijn. Hij schrikt niet, merk ik. Als ik het benoem, dat ik er zelf emotioneel van word, zie ik stress bij hem die wegvloeit. Acceptatie ook, dat hij echt wel verdrietig mag zijn. Ik heb het over de zwaarte van al de afgelopen maanden. De donkere dagen nu, voorafgaand aan overbodig eindejaarsgedruis. Het alleen zijn. De eenzaamheid. Maar dat hij niet mag opgeven. Er een andere is. We kunnen praten. Ik wil luisteren. Er wil zijn. 

We nemen afscheid. Hij kijkt me triest maar ook getroost aan. Een zwaai waaruit wat hoop spreekt. Als ik afduw, overvalt er mij een diep gemis. Alsof alles in deze scène mij toont wat eenzaamheid vandaag kan zijn. Twee mensen alleen achter een scherm op een andere plaats in Vlaanderen die naar elkaar zitten te huilen. Maar zoals altijd haalt mijn lust voor leven het van het gemis aan leven. Misschien had ik net iets wonderlijks meegemaakt. Een schermconnectie, een moment van troost waar je het nooit verwacht, de op dit moment best mogelijke verbondenheid voor hem. Ik stuur hem nog een gifje, een bemoedigende boodschap vergezeld van een flikkerende kerstboom en stap in de auto op weg naar een echt exemplaar.