Haar, gewicht, leeftijd, of in dit geval lengte: het zijn voorwaarden die onze partnerkeuze kleuren. Waarom leggen we daar soms zo'n focus op?
Column voor Psychologies Magazine
Het klopt. Ze meet exact 1m53,5, maar dat merkt niemand, door de hoge hakken die ze draagt. Permanent. Want ook thuis gaan ze niet uit. Toch vult zij met gemak de ruimte. Ze straalt van pit en energie, heeft een uitdagende twinkel in haar ogen. Een man moet voor haar groot zijn. En die ‘groot’ klinkt onwaarschijnlijk stellig. Ze heeft het over de ex, 193 gulle centimeters lang. Wat had ze gehoopt op grote zonen. Het werd een dochter van 1m80 en twee zonen die met hun 1m70 een ontgoochelende doorslag zijn van haar. Ze zegt er zo weinig mogelijk over, wil hen geen complex aanpraten, want dat draagt ze zelf al een leven lang mee. Het ‘eke’ aan Hilde, ze haatte het vanaf dag 1. Ze is ervan overtuigd dat alle mannen een grote vrouw willen net zoals vrouwen houden van grote mannen. Ik beaam deels het tweede, maar ontken het eerste. Dat weinig mannen van lengte een punt maken, ze kan het bijna niet geloven. Ze is er zeker van dat lengte evolutionair enorme voordelen bood en het dus ook een logisch schoonheidsideaal is. Ik vraag haar naar haar gevoel bij die lengte, bij die grote, verlangde man, bij die kleinere mannen die ze bijna honend afwijst. Ze heeft het over geborgenheid en hoe je die toch alleen maar vindt in een groot lichaam waarin je helemaal kan verdwijnen. Ik vraag haar naar haar ervaringen met mensen en geborgenheid. Ze valt even stil, praat dan over de vriendin die is als een zus, niet veel groter, maar altijd daar, op elk moeilijk moment in haar leven. Zeker ook toen de 1m93 het echtelijk huis verliet voor een lang en vooral veel jonger exemplaar. En op de vraag of ze bij hem dan voorheen geborgenheid voelde, klinkt de ‘ja’ weinig overtuigend. Ze wijt het toch aan zichzelf, haar gebrek aan lengte als een gebrekkige aantrekkelijkheid, waardoor de ontvankelijkheid van zijn kant er niet echt was. Want dat beseft ze wel, dat geborgenheid altijd weer samenhangt met een lichaam dat je ontvangt, je welkom heet, je in vertrouwen en aanvaarding omarmt. We hebben het ook over ‘haar’, ‘gewicht’ en ‘leeftijd’, al die voorwaarden die de partnerkeuze van velen kleurt, maar waarvan nog nooit iemand beweerde dat het hen in een relatie gelukkig maakt. Ze heeft het over de pijn van de afwijzing. Het niet mogen zijn, het moeten beantwoorden aan. Ik heb het over hoe die afwijzing door de ander toch heel vaak een spiegel is van de afwijzing van onszelf. En als we ons eigen lichaam afwijzen, we het niet zien als de altijd veilige thuishaven, maar als een bron van spot, de andere die houding overneemt om ons figuurlijk klein te maken en te houden. Ook net daardoor is ons verlangen naar geborgenheid zo groot, omdat we ze op geen enkele manier in ons lichaam vinden. Ze wil er aan werken, zegt ze met een glimlach, en haar hakken tikken ritmisch de gang door, richting de voordeur van mijn praktijk. Alvast thuis zal ze de hakken laten. Ze kijkt samen met mij naar mijn sneakers. Simpele, witte, vertrouwde sneakers. Ooit wil ze zo de wereld tegemoet treden, zegt ze, en ik begrijp wat ze bedoelt.