WARM AANBEVOLEN >> Tweedaagse voor singles die opnieuw willen uitreiken!
20 februari 2024
WARM AANBEVOLEN! Samen met Kathleen Tobback organiseert collega Catherine een tweedaagse voor singles op 22 en 23 maart in Mechelen. Spread the word!
28 februari 2023 Column Dagblad
Een jonge twintiger met een knuffelbeertje aan zijn tas vastgeklikt. Die zich verliest in fictieseries op Netflix. Die na de scheiding van zijn ouders, na de eenzaamheid van corona even niet meer weet waar hij heen wil. En relatie-experte Rika Ponnet die hem gidst. Naar zichzelf.
Column voor Het Nieuwsblad
Hij zet zijn rugzak op de stoel naast zich. Aan de rits bovenaan hangt een knuffel, een verschenen beer met één oog. Hij ziet me kijken en schiet in de lach. “Beertje”, zegt hij, terwijl hij de morsige knuffel losmaakt en voor zich op tafel zet. 22 is hij, student psychologie, de zoon van een kennis. Of ik eens met hem wou praten. Dat hij het allemaal niet zo goed meer wist, dacht aan stoppen. En wat een zonde dat zou zijn, in het vierde jaar.
Het gesprek start kabbelend. De proffen, de vakken, het studentenleven. Toen en nu. Zijn fascinatie voor mensen, wat er tussen mensen leeft, waarom ze de dingen doen die ze doen, de verhalen. Hij is een fervent Netflix-kijker, “verslaafd” noemt hij het zelf. Hij somt series op waarvan ik het bestaan niet ken. Dat hij daar zoveel uit leert. Over mensen, relaties, het leven. Meer dan in veel van de vakken die hij krijgt. Dat ik dat waarschijnlijk onzin vind. Ik schud mijn hoofd. Ik herken zo goed wat hij ervaart. Op zijn leeftijd verslond ik met dezelfde gedrevenheid fictie.
Literatuur die me meer leerde over de condition humaine dan welke cursus ook. Verhalen zijn de essentie. Hoe ze verteld worden doet er minder toe. Gezongen, geschreven, geacteerd. Daar kijkt hij van op. Dat ik dus eigenlijk vind wat hij vindt. Dat heel dat academisch denken weinig uitstaans heeft met dat waarmee de moderne mens worstelt. Wat ik beaam. Dat wat ik ooit letterlijk leerde, me nog nooit geholpen heeft in mijn contact met cliënten en mensen. “Nu komt er een maar”, zegt hij. Waarop ik lachend en langgerekt zeg: “Maaaar ...” Dat ik erg dankbaar ben voor al de denkkaders die ik aangereikt kreeg, omdat ze tot op vandaag landkaarten zijn. Plattegronden, die me het vertrouwen geven om met wie ook het gesprek aan te gaan. Hij neemt Beertje vast en streelt achteloos de kop van de knuffel.
Een zucht. De onverwachte scheiding van zijn ouders. Corona. De eenzaamheid die hij toen gevoeld had. Zijn veel jongere zus die wekelijks verhuist en daar in het begin helemaal op vastliep. En hij die dan maar mee verhuisde, ook al was hij intussen de 18 voorbij. Hij had zich klein en machteloos gevoeld. Geen enkele troost ervaren in zijn studies, waarvan hij dacht dat het zijn passie en levensdoel was. Zijn stem trilt, het strelen gaat onafgebroken door. Wat Beertje voor hem betekent, vraag ik. Het is infantiel, regressief gedrag, geeft hij aan. “Wie op mijn leeftijd is daarmee nog bezig?” Dat dat niet zo uitzonderlijk is, zeg ik. Dat er studies zijn die aantonen dat een vijfde van de jongvolwassenen een knuffel als bedgenoot heeft. De kinderknuffel is een bron van veel: fijne kinderherinneringen, troost, nabijheid, iets wat er altijd is en kan zijn.
Dat het mij erg bevrijdend lijkt: je kleine ik wat ruimte geven, jezelf even vrijstellen van een teveel aan verantwoordelijkheid, druk, keuzelijden . Dat Beertje dat voor hem de afgelopen jaren is geweest. Hij neemt de knuffel op en maakt hem opnieuw vast aan zijn rugzak. Een laatste aai. “Hij mag nog even blijven”, zegt hij lachend. Als ik vraag naar zijn verdere plannen, komt het antwoord spontaan. Dat hij het nog even aankijkt en alvast een onderwerp heeft voor zijn eindproef, waarin hij het over hechting wil hebben. “Knuffels lijken me een boeiende insteek”, besluit hij. Wat ik beaam. Ik kijk hem na tot hij de hoek van de straat om is. Het laatste wat ik zie is een op en neer gaand Beertje.